HANDEL IN OPTIES EN ZORGPLICHT (I)

Bijzondere risico’s?

De belegger die 100 aandelen Wolters Kluwer koopt weet dat, afgezien van betaalde provisie, zijn maximale verlies de aanschafprijs is, namelijk wanneer de aandelen de waarde nihil bereiken. In zekere zin zal zijn verlies dan groter zijn, omdat hij het met de aankoop gemoeide bedrag bijvoorbeeld op een rentedragende rekening had kunnen zetten. Voor een dergelijke aandelentransactie geldt – en dat is een feit van algemene bekendheid – dat aan het beleggen in aandelen risico’s zijn verbonden en dat resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst bieden. Omdat een belegger vrij is in de wijze waarop hij zijn geld besteedt, rust er op een bank in beginsel ook geen plicht om een belegger van een dergelijke transactie te weerhouden, ook niet wanneer het om een fonds gaat dat aan sterke koersschommelingen onderhevig is.

Wanneer het gaat om opties dan kunnen de daaraan verbonden risico’s aanzienlijk zijn. Gaat het om een (gekochte) calloptie, dat een recht en geen plicht vertegenwoordigt, dan kan de koersontwikkeling van de onderliggende waarde ertoe leiden dat de optie waardeloos wordt, maar omdat deze niet hoeft te worden uitgeoefend zal het verlies zich, afgezien van de provisie, beperken tot het met de aanschaf van de optie gemoeide bedrag (de zogeheten premie). Het aan deze optie verbonden risico lijkt op dat bij het beleggen in aandelen: je kunt niet meer verliezen dan je hebt betaald.

Wat die premie betreft: degene die één calloptie ‘Unilever januari € 50’ koopt wanneer dat aandeel € 53 noteert, betaalt als premie € 3 per onderliggend aandeel. Omdat een optie altijd betrekking heeft op 100 aandelen is dat € 300.

Anders ligt het wanneer iemand bijvoorbeeld een ongedekte calloptie schrijft (de optie is uncovered ook wel met ‘naakt’ aangeduid) en derhalve de verplichting op zich neemt om, wanneer de optie wordt uitgeoefend, een bepaald aantal onderliggende waarden (bijvoorbeeld aandelen) tegen een vooraf overeengekomen prijs te leveren, terwijl hij deze waarden (nog) niet bezit. Stel dat de verplichting bestaat om 100 aandelen te leveren tegen een (uitoefen)prijs van € 15 per aandeel, terwijl de koers van de aandelen gedurende de looptijd van de optie tot € 75 is gestegen, dan moet de schrijver voor € 7.500 aandelen kopen om deze aan de koper van de calloptie te leveren om daarvoor slechts € 1.500 terug te krijgen. De schrijver speculeerde uiteraard op een koers beneden de € 15 per aandeel, maar heeft in dit voorbeeld verkeerd gegokt. Uiteraard heeft de schrijver de premie ontvangen, maar dat is een gering bedrag.

Hoewel dus vrij algemeen de indruk bestaat dat aan de handel in opties enorme risico’s zijn verbonden, behoeft die zienswijze nuancering. De schrijver van een call- of putoptie kan, door de hefboomwerking van zijn optie, worden geconfronteerd met financiële verplichtingen die ver uitstijgen boven de ontvangen premie en dus enorme verliezen lijden. De koper van een calloptie verliest maximaal de betaalde premie. Bovendien zijn combinaties van opties mogelijk, waardoor het inherente risico van de ene optie met een andere kan worden afgedekt. (Wordt vervolgd.)

Karel Frielink
(advocaat)

(12 april 2014)

.

Comments are closed.