AFLEGGEN VAN REKENING EN VERANTWOORDING
Ook als dat niet expliciet in de wet staat
In 1981 worden in Curaçao twee naamloze vennootschappen opgericht. De activiteiten van de vennootschappen beperkten zich tot het aanhouden van bankrekeningen in diverse landen. In 2004 beschikten twee broers en twee zussen elk over een volmacht om namens die vennootschappen handelingen te verrichten. De zussen hebben het Gerecht verzocht de vennootschappen op de voet van art. 2:24 BW te ontbinden. Bij beschikking van 12 april 2007 heeft het Gerecht de vennootschappen ontbonden met benoeming van een curator.
Vervolgens is discussie ontstaan over de vraag of de curator van één van de genoemde broers rekening en verantwoording kan vorderen. Daarover mocht de Hoge Raad oordelen in zijn arrest van 9 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1089). De Hoge Raad oordeelde als volgt:
“3.6 Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (vgl. onder meer HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1561, NJ 1995/548 en HR 8 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1911, NJ 1996/274).
Aan het oordeel dat op grond van ongeschreven recht een verplichting bestaat om zich te verantwoorden over de behoorlijkheid van het over het vermogen van een ander gevoerd beheer, kan bijdragen dat sprake is van een rechtsverhouding die verwantschap vertoont met een of meer in de wet geregelde gevallen waarin een dergelijke verplichting is neergelegd, zoals gemeenschap, opdracht of zaakwaarneming. Voor het overige is het antwoord op de vraag of een zodanige verantwoording geboden is, sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omstandigheden die in dit verband een rol kunnen spelen zijn onder meer: (i) de redenen waarom het beheer is gevoerd, (ii) de verhouding die bestond tussen degene die het beheer voerde en de rechthebbende, (iii) hetgeen in de relatie tussen partijen of in soortgelijke gevallen gebruikelijk is of was, (iv) de mate waarin degene die het beheer voerde, zelfstandig kon en mocht handelen, en (v) de mate waarin de rechthebbende in staat is geweest de handelingen van degene die het beheer voerde te overzien en voor zijn belangen op te komen.
3.7 Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat [de broer] gevolmachtigd was om gelden van de rekeningen van de vennootschappen op te nemen en zijn bevoegdheid ook daadwerkelijk heeft uitgeoefend. Voorts staat vast dat ook aan de zusters en broer van [de broer die nu procedeert] volmachten zijn verstrekt, dat de zusters mede-aandeelhouders zijn en dat verschil van mening bestaat over de herkomst en beoogde bestemming van de opgenomen gelden. De vennootschappen ontplooiden geen activiteiten en werden statutair bestuurd door een trustkantoor (…) waarvan onduidelijk is of het een daadwerkelijk toezichthoudende rol uitoefende. De curator, die buiten het geschil tussen [de broer] en diens zusters staat, dient de vennootschappen te vereffenen en heeft daarbij rekening te houden met de mogelijkheid dat de vier kinderen voor gelijke delen gerechtigd zijn tot het vermogen van de vennootschappen.
Het hof heeft de hiervoor in 3.6 vermelde maatstaven niet miskend door in deze omstandigheden, terecht en op goede gronden aansluiting zoekend bij de in de wet geregelde rechtsfiguren van opdracht en gemeenschap, een verplichting voor (ook) [de broer] aan te nemen tot het doen van rekening en verantwoording jegens de curator. Voor het overige is het oordeel van het hof verweven met waarderingen van feitelijke aard en is het begrijpelijk en toereikend gemotiveerd.”
De verplichting om als gevolmachtigde rekening en verantwoording af te leggen kan dus ook bestaan zonder expliciete wettelijke basis. De rechter moet dan aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden bekijken of aansluiting bij een bestaande rechtsfiguur, waar de rekening en verantwoording wel is geregeld, gerechtvaardigd is. Als dat zo is kan de rechter met een beroep op het ongeschreven recht oordelen dat rekening en verantwoording moet worden afgelegd.
Karel Frielink
(advocaat)
(9 mei 2014)
.