HOE BEOORDEEL JE EEN KANDIDAAT-COMMISSARIS?

Voer voor de corporate governance-discussie

Aan de Amigoe van 18 juni 2014 ontleen ik het volgende citaat: “Op Curaçao heeft een openbare aanbesteding voor aannemers geen toegevoegde waarde en is het ook niet doelmatig, gezien het beperkt aantal capabele aannemers op het eiland. Dit meldt minister Earl Balborda (Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, PNP) in een brief die hij naar de Raad van Ministers (RvM) heeft gestuurd en waarin hij melding maakt van zijn voorstel om geen openbare aanbesteding te houden voor het uitbesteden van de projecten die vallen onder de Inhaalslag Onderhoud Openbare wegen Curaçao.

Als we de eerste zin anders invullen krijgen we het volgende resultaat: “In Curaçao heeft een profielschets voor commissarissen van overheidsbedrijven, die voldoet aan internationale standaarden, geen toegevoegde waarde en is ook niet doelmatig, gezien het beperkt aantal capabele commissarissen op het eiland.

Ik zeg niet dat deze stelling juist is, maar het is er wel een die behoorlijk prikkelt. Kiezen we uit het lokaal beschikbare aanbod de mensen die het “minst slecht” zijn? En leggen we daarom de lat lager omdat we anders de raad van commissarissen niet met lokale mensen gevuld krijgen?

In het Antilliaans Dagblad van 16 juni 2014 schreef professor Kunneman: “Het is wel een feit dat je op een klein eiland niet dezelfde eisen kunt stellen aan het profiel van toezichthouders bij overheids-nv’s als in een groot land. Je houdt dan niemand over die de job kan doen. Bovendien kunnen mensen die niet voldoen aan de allerhoogste eisen van opleiding en ervaring wel degelijk heel goede en effectieve toezichthouders zijn. Ik meen wel dat het (slechts) hanteren van een ruim profiel niet voldoende is.

De vraag is natuurlijk of het niet verstandig zou zijn ook ervaren en deskundige mensen van buiten het eiland in een dergelijke raad zitting te laten nemen? Een goede mix kan de kwaliteit van het toezicht verbeteren. Een discussie daarover lijkt zinvol.

In zijn column stelt professor Kunneman ook het volgende: “Ten slotte (last but not least) de integriteit. Wij willen allen dat onze bestuurders van het hoogst mogelijke morele gehalte zijn. Per slot van rekening bepalen zij zaken van algemeen belang. Het is in de financiële wereld al lang gebruikelijk dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten een integriteitstoets doet voordat hij toestemming geeft om een bepaalde persoon tot directeur of toezichthouder te benoemen bij een financiële instelling zoals een bank of een verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds. Ik pleit ervoor om deze toets zo snel mogelijk ook in te voeren voor te benoemen bestuurders en toezichthouders in overheids-nv’s en overheidsstichtingen in ons land. Dit is een taak die heel goed bij het instituut van de Adviseur Corporate Governance zou kunnen worden neergelegd.

Wie is het hier niet mee eens, zou je zeggen. Wat heeft een heel systeem van regels van corporate governance immers voor zin, als degenen die de regels moeten naleven en toepassen, niet integer zijn?

De vraag is echter wat we onder integriteit (en dan ook nog van het hoogste gehalte) moeten verstaan. In publieke discussies in Curaçao lijkt soms de gedachte de overhand te hebben, dat iemand als integer moet worden beschouwd als hij geen strafblad heeft. Een enkele keer hoor je zelfs dat iemand met een strafblad wel degelijk integer is, omdat de vervolging en veroordeling enkel door politieke motieven waren ingegeven. Dat laatste laat ik maar even voor wat het is.

Een strafrechtelijke veroordeling kan relevant zijn voor het antwoord op de vraag of iemand integer is, zij het dat het wat uitmaakt of iemand is veroordeeld voor te hard rijden dan wel wegens valsheid in geschrifte of oplichting. Maar er lopen genoeg mensen rond die niet integer zijn, en toch geen strafblad hebben. En dan betreden we een moeilijk terrein, want aan de hand van welke criteria ga je dan vaststellen of iemand integer is? Ga je verklaringen vragen aan huidige en vroegere werkgevers? Moet je kranten ga napluizen om te zien of de kandidaat-commissaris wordt genoemd in verband met “vreemde zaken”? En wie gaat die beoordeling dan doen? Is onze corporate governance waakhond (SBTNO) daartoe in staat? Ook dit is voer voor discussie.

Tenslotte verwijs ik nog even naar de “Beleidsregel integere bedrijfsvoering bij incidenten en integriteitsgevoelige functies” van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten van 1 juli 2013. Daarin staat dat het integriteitstoezicht de volgende invalshoeken onderscheidt:

  • persoonlijke integriteit van bestuurders en medewerkers;
  • organisatorische integriteit van de financiële instelling; 
  • relationele integriteit; en 
  • integriteit met betrekking tot marktgedrag. 

In de Beleidsregel is bepaald dat de financiële instellingen een zorgplicht hebben ten aanzien van de persoonlijke integriteit van hun bestuurders en medewerkers.

In de Beleidsregel Betrouwbaarheidstoetsing van de Centrale Bank van januari 2011 wordt onder betrouwbaarheid verstaan, “het zich onthouden van een of meer gedragingen die naar het oordeel van de Bank in de weg staan aan het vervullen van de functie van (mede)beleidsbepaler, dan wel aan het houden van een gekwalificeerde deelneming”.

Het gaat hier onder meer om de betrouwbaarheid van bestuurders en commissarissen. Voor het gemak gebruik ik hier de begrippen integriteit en betrouwbaarheid door elkaar. Uit de geciteerde omschrijving blijkt overigens al dat van een ruime uitleg moet worden uitgegaan.

Wat zijn dan gedragingen? Hieronder valt volgens de Beleidsregel in ieder geval gedrag (een doen en/of nalaten) dat blijk geeft van de afwezigheid van eigenschappen als:

  • waarheidslievendheid;
  • verantwoordelijkheidszin; 
  • wetsgetrouwheid; 
  • openheid; 
  • oprechtheid; 
  • prudentie; 
  • punctualiteit; 
  • onkreukbaarheid;
  • discretie; 
  • rechtschapenheid; en 
  • eventuele nader (te bepalen) overige eigenschappen. 

Dat is een hele lijst en niet allemaal even makkelijk te beoordelen. Het betreft ook een ‘negatieve’ toetsing. Of iemand betrouwbaar is kan niet worden vastgesteld, maar (hopelijk) wel wanneer iemand dat niet is.

Integriteit (betrouwbaarheid in enge zin) is in zekere zin een vaag begrip. Het kan betrekking hebben op begrippen als eerlijkheid, rechtschapenheid en onkreukbaarheid. Onkreukbaar is dan degene die zich gedraagt conform de norm en zich niet laat verleiden tot afwijkend of onoirbaar handelen. Maar wat vandaag toelaatbaar wordt geacht, hoeft dat morgen niet te zijn, en omgekeerd. Laten we er gemakshalve maar even vanuit gaan dat we ongeveer weten wanneer iemand wel of niet als integer moet worden aangemerkt.

De Centrale Bank toetst de betrouwbaarheid van de betrokkene door op basis van diens antecedenten na te gaan of de betrokkene blijk geeft of heeft gegeven van zodanige gedragingen dat diens betrouwbaarheid niet (meer) buiten twijfel staat. Inzicht in de antecedenten wordt door de Bank verkregen uit onder meer:

  • de door betrokkene ingevulde vragenlijst volgens het door de Bank vastgestelde model;
  • informatie van lokale en/of buitenlandse (van overheidswege aangewezen) instanties belast met financieel toezicht (op markten, natuurlijke personen en rechtspersonen); 
  • de mogelijkheid om bij het Openbare Ministerie gegevens uit politieregisters op te vragen; 
  • raadpleging van de bestanden van andere lokaal (aangewezen) instanties; 
  • informatie verkregen middels door de Bank zelf verricht onderzoek; en 
  • referenties. 

Integriteit is (ook) een kwestie van mentaliteit en dus (is ook de afwezigheid daarvan) veelal niet makkelijk te “meten”, laat staan exact. Als we de integriteit (of wellicht zelfs de betrouwbaarheid in ruime zin) willen toetsen van kandidaat-commissarissen (en -bestuurders) van overheidsentiteiten dan moet een vergelijkbare regeling als geldt voor financiële instellingen in het leven worden geroepen, en moet de toetsing niet alleen met waarborgen zijn omgeven, maar ook worden uitgevoerd door een instantie die daartoe in staat is. Dat is wat mij betreft ook onderwerp van discussie. Een discussie die overigens niet alleen door de corporate governance deskundigen moet worden gevoerd.

Karel Frielink
(advocaat)

(18 juni 2014)

.

Comments are closed.