DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
Tijd voor een onderhoudsbeurt
Regeren doen we zelf. Niet echt zelf natuurlijk, maar via de mensen die wij als onze vertegenwoordigers hebben gekozen. De macht is aan het volk. Dat noemen we dan democratie. De minst slechte van alle staatsvormen, wordt wel gezegd.
Hoewel er verschillen zijn tussen de diverse democratisch georganiseerde landen, geldt grofweg als uitgangspunt dat de meerderheid beslissende invloed heeft. Dat geldt wanneer (periodiek) wordt gekozen voor de samenstelling van de Staten, ook wel het parlement genoemd (de volksvertegenwoordiging). En dat geldt als de volksvertegenwoordigers stemmen over bepaalde voorstellen. Beslissingen die in een dergelijk systeem met inachtneming van de regels worden genomen zijn formeel gelegitimeerd.
Een formele of procedurele legitimatie zegt niets over de inhoudelijke kwaliteit van het besluit. Het kan in diverse opzichten een goed of juist fout besluit zijn. Het kan zelfs een moreel verwerpelijk besluit zijn, zowel in de ogen van enkelen als in de ogen van de meerderheid van de bevolking.
Democratie heeft met macht te maken. In een democratische rechtsstaat is vastgelegd hoe die macht is verdeeld en door wie die kan worden uitgeoefend. En evenzeer is geregeld hoe burgers tegen die macht kunnen worden beschermd. De rechterlijke macht speelt in een dergelijke staat een wezenlijke rol.
Een bijzonder aspect aan de democratie is dat door het parlement ook allerlei beslissingen worden genomen waarvoor, hoogstwaarschijnlijk, geen meerderheid onder de bevolking kan worden gevonden. Als referenda zouden worden gehouden over belastingverhogingen of grote bezuinigingen die de meeste burgers direct raken, is de kans groot dat dergelijke voorstellen zouden worden weggestemd. De volksvertegenwoordigers nemen dus soms besluiten tegen de wil van (de meerderheid van) het volk. Dat doen zij, hoop ik, omdat zij die besluiten wel in het belang van het volk vinden. Zo beschouwd kiezen wij, als burgers, dus volksvertegenwoordigers die bepalen wat zij wel en niet goed voor ons vinden.
In het voorgaande zitten natuurlijk bepaalde aannames. En de werking van de democratie is kort door de bocht beschreven. Het gaat mij nu ook even niet om al die mogelijke nuanceringen. Waar het mij om gaat is stil te staan bij enkele fundamentele vragen die het democratische staatsbestel oproept.
De procedurele legitimiteit van besluiten is geregeld. Maar wie bepaalt uiteindelijk de morele legitimiteit? Een door het parlement genomen besluit is niet per definitie moreel aanvaardbaar, zelfs niet als de meerderheid van het volk (of van de stemgerechtigden) het met dat besluit eens is. In dat verband kan Nazi-Duitsland worden genoemd en de invoering van de rassenwetten van Neurenberg op 15 september 1935.
Een ander aspect is dat in een democratie, zoals we geregeld ervaren, de macht niet altijd in de handen van bekwame en ethisch correct handelende personen wordt gelegd.
De strafrechter kan in bijzondere gevallen iemand (als bijkomende straf) het actief kiesrecht (het recht om te stemmen) of het passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden) ontzeggen. Dan wordt iemand dus buiten de democratie geplaatst. Artikel 43 lid 2 van de Staatsregeling van Curaçao bepaalt:
“Van het kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een daartoe bij landsverordening aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht.”
Een dergelijke maatregel is in de praktijk, zou ik menen, alleen gepast bij de meer ernstige misdrijven, bijvoorbeeld wanneer het gaat om een staatsgevaarlijke terrorist.
Je hoort overigens nog wel eens dat iemand als integer moet worden beschouwd, omdat hij geen strafblad heeft. Die stelling snijdt natuurlijk geen hout. Iedereen kent in zijn of haar omgeving ‘foute’ mensen zonder strafblad. Maar het lastige punt is natuurlijk hoe je zo objectief mogelijk kunt vaststellen of iemand integer is, of integer genoeg om een politiek ambt te vervullen.
Hoewel wettelijke middelen in dit opzicht doorgaans niet meer dan een lapmiddel met beperkte werking zijn, zou voor het bevorderen van de integriteit van het politieke systeem kunnen worden gedacht aan een (verplicht te stellen) strenge(re) screening van kandidaten (door de politieke partijen), een strengere screening van kandidaat-ministers en betere regels voor transparantie ten aanzien van en controle op de financiering van politieke partijen en van politieke campagnes (denk aan al die particulieren en stichtingen die ten behoeve van een politieke partij campagne voeren). Over de wijze van en criteria voor een betere screening moeten we nog maar eens goed nadenken.
Er gaat niets boven een democratische rechtsstaat, maar die van ons is wel aan verbetering toe.
Karel Frielink
(advocaat)
(5 september 2014)
.