ONGEPASTE UITLATINGEN OVER RECHTERS

Schorsing van vier weken

Een tegen een advocaat in Nederland ingediende klacht is ook in hoger beroep gehonoreerd. De advocaat is voor vier weken geschorst.

De Deken verweet de advocaat dat hij geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van de Deken om over een melding van de President van de Rechtbank Oost-Brabant in overleg te treden, alsmede dat hij zich in zijn brief van 1 februari 2013 aan de President van de Rechtbank Oost-Brabant onnodig grievend heeft uitgelaten, en in strijd met de advocateneed en het gedragsrecht heeft gehandeld.

De advocaat in kwestie heeft op 10 januari 2013 namens een cliënt die hij in een strafzaak bijstond, een schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van een rechter in de rechtbank Oost-Brabant. Dit wrakingsverzoek is bij beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank van 31 januari 2013 afgewezen. De advocaat is daar nogal boos over geworden. Hier volgen enkele citaten uit de brief die de advocaat vervolgens aan de President van de Rechtbank schreef met als onderwerp “bedrog van leden van uw rechtbank”:

“Het resultaat van deze ronduit malicieuze handelwijze van de betrokken leden van uw rechtbank is, …”

“…, niet alleen hebben getoond volstrekte maling te hebben aan absolute verboden van het volkenrechtelijk jus cogens, maar ook dat zij geen enkele waarde hechten aan de vereisten van artikel 6 Europees Verdrag voor de rechten van de mens. En hiermee is dan onvermijdelijk de vraag aan de orde of deze lieden überhaupt wel beschikken over de vereiste kwaliteiten om op goede wijze als rechter te kunnen fungeren, en – in het verlengde daarvan – of zij kunnen worden gehandhaafd als leden van de rechterlijke macht.”

“De schaamteloosheid waarmee door de betrokken rechterlijke ambtenaren volkomen malicieus is voorbijgegaan aan …”

“Maar sommige leden van de Hoge Raad zijn dus zo gewetenloos, zijn dus moreel zo volstrekt corrupt dat zij precies dat beweren.”

“Geconstateerd moet worden dat mrs …. zich willens en wetens hebben gevoegd in het kamp van de totaal verdorvenen, die niet meer weten wat waarheid is, die geen onderscheid meer weten te maken tussen goed en kwaad. Zij hebben zich volkomen gewetenloos gedragen. Een dergelijk gedrag kan naar mijn stellige overtuiging van rechterlijke ambtenaren niet worden aanvaard.”

“De onpeilbare leugenachtigheid van de mrs …”

“… om voor benoeming tot rechter bij uw rechtbank in aanmerking te kunnen worden gebracht, men klaarblijkelijk het meestersdiploma van de bedriegersgilde dient te kunnen overleggen.”

“Waar dat voor mij maar mogelijk zal zijn, zal ik hun getoonde morele, juridische en intellectuele corruptie onder de aandacht van derden brengen. In dat kader beschouw ik deze brief dan ook als een publiek document.”

De pogingen van de Deken om met deze advocaat in gesprek te raken liepen op niets uit, en uiteindelijk werd het een tuchtzaak. De advocaat verloor die zaak en heeft daartegen in hoger beroep in krasse termen geprotesteerd. Bij beslissing van 19 januari 2015 heeft het Hof van Discipline (de hoogste tuchtrechter in Nederland) hem in het ongelijk gesteld. De schorsing van vier weken werd bevestigd.

De advocaat beriep zich op zijn vrijheid van meningsuiting. Zijn stelling is dat de in artikel 7 Grondwet (van Nederland) geregelde vrijheid van meningsuiting verder reikt, althans voor advocaten verder reikt, dan de vrijheid van meningsuiting die in artikel 10 EVRM is verankerd. Het Hof van Discipline:

Verweerder wil dus ingang doen vinden dat het advocaten vrij staat indiscreet, oneerlijk en onwaardig op te treden, zolang het maar gaat om meningsuitingen, en dat art. 7 van de Grondwet zulk optreden vrijwaart van bemoeienis van de deken en toetsing door de tuchtrechter. (…) De bepaling van art. 46 Advocatenwet dat advocaten zich dienen te onthouden van “enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt” is volgens verweerder een open norm die wordt ingevuld door de tuchtrechter, maar die volgens art. 7 Grondwet geen beperkingen kan stellen aan de vrijheid van meningsuiting. Een vergelijkbaar betoog van verweerder heeft het hof reeds in drie eerdere zaken waarbij verweerder betrokken was, beoordeeld en verworpen.

Vervolgens legt het Hof nog een keer gedetailleerd uit op grond waarvan de stellingname van de advocaat onjuist wordt bevonden. Wat de door de advocaat gekozen bewoordingen betreft komt het Hof tot de conclusie dat er geen enkele rechtvaardiging voor de advocaat is om “zijn ongenoegen over de beslissing van de drie rechters te uiten in de beschimping van die rechters met gebruikmaking van uitdrukkingen als malicieus handelend, onbekwaam, schaamteloos, verdorven, gewetenloos, onpeilbaar leugenachtig en moreel, juridisch en intellectueel corrupt en met dreiging om, waar dat voor verweerder maar mogelijk zal zijn, deze eigenschappen van de drie rechters onder de aandacht van derden te brengen. Het hof stelt vast dat er voor verweerder geen noodzaak valt aan te nemen om zich op een dergelijke wijze uit te laten, dat die uitlatingen onnodig grievend zijn en een advocaat onwaardig, en dat verweerder door die uitlatingen heeft blijk gegeven van een laakbaar en voor een advocaat zeer ongepast gebrek aan eerbied voor de rechterlijke autoriteiten.

Het Hof heeft bepaald dat de schorsing op 1 februari 2015 ingaat. Deze overweging van het Hof van Discipline verdient het overigens ook om aangehaald te worden:

Verweerder behoort in te zien dat het recht op een eerlijk proces niet garandeert dat men door de rechter in het gelijk wordt gesteld en dat een rechter die verweerders opvattingen niet deelt, niet reeds daarom oneerlijk, partijdig, moreel en juridisch corrupt enzovoorts moet zijn.

Het Hof van Discipline heeft ook nog overwogen dat de tuchtrechter in zeer bijzondere gevallen mag oordelen dat een tegen hem gericht wrakingsverzoek wegens kennelijk misbruik van recht niet-ontvankelijk is (HvD 18 november 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:162).

Het gebruik van krachttermen kan overigens averrechts werken. Tot slot dan ook een citaat uit de beslissing van het Hof van Discipline op dit punt:

De krachttermen – waarvan slechts een deel hiervoor is geciteerd – waarmee verweerder de door hem gelaakte gedragingen en beslissingen van de (respectievelijke wrakingskamers van de) raad kenschetst, kunnen niet de plaats innemen van een argumentatie waarop het hof zou behoren in te gaan.

Je komt af en toe merkwaardige types tegen in het leven, ook in de advocatuur!

Karel Frielink
(advocaat)

21 januari 2015

Klik hier voor de volledige uitspraak van het Hof van Discipline
.

Comments are closed.