BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID ADVOCAAT
Oordeel Hoge Raad
Op 18 september 2015 wees de Hoge Raad arrest in een zaak waarin een advocaat, wiens BV maat in een maatschap van advocaten is (partner), en een advocaat in dienstbetrekking door een (voormalige) cliënt van de maatschap aansprakelijk waren gesteld vanwege een beroepsfout (ECLI:NL:HR:2015:2745).
De (inmiddels voormalige) cliënt (eiser) had een opdracht verstrekt aan de maatschap van advocaten, en in dat verband ook een opdrachtbevestiging getekend. De aansprakelijk gestelde advocaten, de verweerders (een advocaat die via een eigen BV maat in de maatschap is en een advocaat in dienstbetrekking), hebben de werkzaamheden verricht. En zij zijn aansprakelijk gesteld vanwege een beroepsfout, hoewel de maatschap en niet zijzelf de contractuele wederpartij van de client waren.
Aanvankelijk werd de vordering afgewezen. Het Gerechtshof had namelijk overwogen:
4.9 Het gevorderde ten laste van [verweerder 1] en [verweerder 2] zal worden afgewezen nu de opdracht aan de maatschap en niet aan hen persoonlijk is gegeven. Feiten die een persoonlijk ernstig verwijt aan [verweerder 1] en [verweerder 2] of een door hen persoonlijk gepleegde onrechtmatige daad kunnen opleveren zijn niet gesteld. De stelling van [eiser] dat zij niet naar behoren hebben geadviseerd of zelfs ernstig zijn tekortgeschoten in hun dienstverlening als advocaat is voor een dergelijke conclusie onvoldoende. (…).
De Hoge Raad oordeelde echter anders:
3.4.1
Bij de beoordeling van de klacht is uitgangspunt dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt onder meer mee dat een advocaat die een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (vgl. HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406, NJ 2015/267).3.4.2
Als de cliënt de advocaat aanspreekt die de opdracht feitelijk heeft uitgevoerd, maar die niet zijn contractuele wederpartij is, kan aansprakelijkheid slechts worden aangenomen met inachtneming van de daarvoor in art. 6:162 BW gestelde eisen. Een dergelijk geval doet zich bijvoorbeeld voor als de cliënt een opdracht heeft gegeven aan een advocatenmaatschap, maar de opdracht feitelijk wordt uitgevoerd door een werknemer van die maatschap of door een advocaat die feitelijk aan de maatschap deelneemt door tussenkomst van een praktijkvennootschap. Ook in een zodanig geval is de hiervoor in 3.4.1 omschreven maatstaf mede bepalend voor de beoordeling van de gegrondheid van de vordering.3.4.3
Uit het vorenstaande volgt dat het oordeel van het hof op een onjuiste rechtsopvatting berust, en het onderdeel dus doel treft, voor zover het de tegen [verweerder 2] (werknemer van de maatschap) ingestelde vordering betreft. Voor het slagen van deze vordering is niet vereist dat aan [verweerder 2] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van zijn advieswerkzaamheden voor [eiser] . Zoals hiervoor in 3.4.2 overwogen, gelden in zoverre de in het algemeen door art. 6:162 BW gestelde eisen, zoals nader bepaald door het hiervoor in 3.4.1 aangehaalde arrest3.4.4
Hetzelfde geldt voor zover de vordering gericht is tegen [verweerder 1] (naar in cassatie moet worden aangenomen: bestuurder van [B] B.V., welke vennootschap lid is van de maatschap). Ook in zoverre kan aansprakelijkheid niet pas worden aangenomen als [verweerder 1] persoonlijk een ernstig verwijt van zijn handelwijze kan worden gemaakt. Voor het aanvaarden van deze verhoogde aansprakelijkheidsdrempel is immers slechts plaats met betrekking tot het handelen van betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap die door een toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 en ECLI:NL:HR:2014:2627, NJ 2015/21 en 22). De vordering van [eiser] berust echter op een door [verweerder 1] gepleegde onrechtmatige daad, die is gelegen in de wijze waarop hij de onderhavige werkzaamheden feitelijk heeft verricht. Indien een advocaat door zijn cliënt wegens een beroepsfout uit onrechtmatige daad wordt aangesproken, betreft dit zijn aansprakelijkheid als beroepsbeoefenaar en niet zijn aansprakelijkheid als bestuurder van een vennootschap.3.4.5
Voor zover het hof heeft geoordeeld dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om een op art. 6:162 BW gebaseerde vordering tegen [verweerder 2] of [verweerder 1] te kunnen dragen, treft het onderdeel eveneens doel, omdat dit oordeel dan onbegrijpelijk is gemotiveerd.
Met andere woorden: de Hoge Raad legt de drempel voor aansprakelijkheid van een advocaat lager dan het Gerechtshof. Als de advocaat die de dienst verricht niet de contractuele wederpartij van de cliënt is, omdat zijn kantoor dat is, dan moet de aansprakelijkheid van de advocaat worden beoordeeld aan de hand van de gewone regels van het leerstuk onrechtmatige daad. De vergelijking die het Gerechtshof trok met de persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon en de in dat verband bestaande drempel van een ‘ernstig persoonlijk verwijt’, wordt door de Hoge Raad afgewezen. Een advocaat die diensten verricht doet dat als beroepsbeoefenaar en niet als bestuurder.
Over dit arrest valt nog wel te discussiëren. Stel dat ik een overeenkomst sluit met een BV die zich specialiseert in de verkoop van bijzondere software, waarvan de bestuurder over die software adviseert, en dat in die advisering een ernstige fout wordt gemaakt. Ik kan dan natuurlijk die BV aansprakelijk stellen, maar de bestuurder alleen als hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Sluit ik een overeenkomst met een advocaten-BV dan geldt die verhoogde drempel voor aansprakelijkheid niet. De vraag is natuurlijk waarin nu precies dat verschil in behandeling zit. Als uitgangspunt geldt volgens de Hoge Raad dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt onder meer mee dat een advocaat die een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen. Maar geldt dat dan niet voor advisering over (in dit voorbeeld) software? Dit alles nog even los van de vraag wat er contractueel allemaal kan zijn uitgesloten (algemene voorwaarden).
Karel Frielink
(20 oktober 2015)
.