ADVOCATENTUCHTRECHT

Enkele recente uitspraken

De Raad van Toezicht op de advocatuur in Curaçao, de tuchtrechter in eerste aanleg, heeft op 20 mei 2016 uitspraak in diverse zaken gedaan. Enkele overwegingen zijn interessant om hier te delen.

Een (voormalige) cliënt dient een klacht in tegen een advocaat, omdat de advocaat heeft geweigerd een procedure inzake schadevergoeding te beginnen. Een advocaat is, zo overweegt de Raad, niet verplicht om de opdracht van een cliënt om een zaak te beginnen uit te voeren (RvT 76829 – K). Als een advocaat van mening is dat een zaak geen kans van slagen heeft, moet hij dat aan de cliënt uitleggen en kan de cliënt niet verlangen dat hij de zaak toch begint. Als een advocaat niet in een zaak gelooft, bijvoorbeeld omdat de vordering evident is verjaard of omdat de cliënt niets ter onderbouwing van zijn vordering kan aandragen, behoort hij van die zaak af te zien. Van belang is dat de advocaat de cliënt op dat punt goed informeert. In deze zaak heeft de advocaat de cliënt van uitgebreid schriftelijk advies voorzien en de cliënt vervolgens laten weten de dienstverlening te staken. De klacht is afgewezen.

In een andere zaak (77194 – B) merkt de Raad op, in het kader van een begrotingsprocedure (daarin gaat het om niet betaalde declaraties), dat de betrokken advocaat, ondanks verzoeken van de cliënt, pas tijdens de procedure de specificaties van twee declaraties heeft overgelegd. De Raad wijst er op dat de advocaat op dit punt zorgvuldiger te werk had dienen gaan.

In een andere begrotingsprocedure (76649 – B) voerde de cliënt verweer tegen de door een advocatenkantoor gestuurde declaraties. Zijn eerste verweer was dat de inzage in de kadastrale registers geen nieuwe gegevens heeft opgeleverd en dat het advies van de advocaat hem niets nieuws leerde. De Raad overweegt dat er geen regel is op grond waarvan slechts betaald hoeft te worden voor onderzoeken en adviezen die nieuwe gezichtspunten opleveren.

De cliënt had verder nog aangevoerd dat de werkzaamheden die (vlak) vóór de overeenkomst van opdracht tussen hem en het advocatenkantoor hadden plaatsgevonden, niet in rekening mogen worden gebracht. De Raad overweegt dat er geen regel bestaat dat werkzaamheden die ten behoeve van de cliënt zijn verricht nog voordat een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen (in dit geval een conference call), na totstandkoming van die opdracht niet in rekening mogen worden gebracht. De algemene voorwaarden van het advocatenkantoor bevatten bovendien de bepaling dat alle werkzaamheden in rekening zullen worden gebracht, terwijl de cliënt ook niet heeft gesteld dat bij hem de verwachting was gewekt dat de werkzaamheden voorafgaand aan het tekenen van de “engagement letter” niet in rekening zouden worden gebracht.

Ten slotte heeft de cliënt aangevoerd dat er, anders dan afgesproken, niet maandelijks was gefactureerd. Op dat punt overweegt de Raad dat het advocatenkantoor daardoor aan de cliënt de mogelijkheid heeft ontnomen om de vinger aan de pols te houden wat betreft de door hem te betalen kosten en om desgewenst vanwege die kosten de opdracht te beperken of op te zeggen. In dit geval staat echter ook vast dat de cliënt niet heeft geprotesteerd tegen het uitblijven van maandelijkse declaraties. Alle omstandigheden in aanmerking genomen heeft de Raad een tweetal facturen gematigd.

Karel Frielink

(23 mei 2016)

.

Comments are closed.