ADVOCATENTUCHTRECHT
Een Nederlandse uitspraak
In een beslissing van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2016 (zaak 15-666) werd onder meer overwogen dat belangrijke processtukken voor de indiening daarvan aan de cliënt moeten worden toegestuurd en moeten worden besproken en door de cliënt moeten worden goedgekeurd. De klacht wordt op dit punt gegrond geoordeeld, omdat de advocaat de stukken zonder de cliënten daarin te kennen had laten indienen. Het gebeurt wel vaker dat advocaten stukken indienen die niet vooraf door de cliënt zijn gezien, laat staan goedgekeurd. Bijzondere omstandigheden daargelaten, is dat dus tuchtrechtelijk verwijtbaar.
De Raad van Discipline heeft verder overwegingen gewijd aan de kwaliteit van de dienstverlening door de betrokken advocaat. Voorop staat, aldus de Raad, dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in de Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. De Raad vervolgt:
Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.5 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient er door de advocaat op gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.
In deze zaak wordt de klacht ook op dit onderdeel gegrond verklaard, omdat de advocaat had nagelaten enkele subsidiaire vorderingen te onderbouwen, met als gevolg dat in de gerechtelijke procedure door het Hof is geoordeeld dat de cliënten (die zijn immers procespartij) ter zake van die vorderingen onvoldoende hebben gesteld. Daarbij komt dan dat de cliënten uitgebreide informatie aan hun advocaat hadden verstrekt ter onderbouwing van de subsidiaire vorderingen, maar de advocaat daarmee niets heeft gedaan. Dat levert dan een tuchtrechtelijk verwijt op.
Karel Frielink
(10 augustus 2016)
.