WET FINANCIEEL TOEZICHT IS ÉÉN GROTE PUZZEL GEWORDEN
Door de bomen het bos niet meer zien
In Het Financieele Dagblad van zaterdag 3 december 2016 staat een artikel over uiterst complexe wetgeving. De Nederlandse Wet op het financieel toezicht (Wft) is, zo blijkt uit dit artikel, ontspoord in goede bedoelingen. Zelfs een ogenschijnlijk simpele vraag als ‘hoe herken ik een bank’ is voor gespecialiseerde juristen een puzzel geworden. Er zijn inmiddels duizenden pagina’s wet- en regelgeving afkomstig van de Europese wetgever, de Nederlandse wetgever en de toezichthouders. De deskundigen roepen om een forse vereenvoudiging.
Toen de wet in ontwerp klaar was en de minister die wilde invoeren, was er al kritiek. In 2007 verzuchtte prof.mr. drs. C.M. Grundmann-van de Krol (‘De Wft: Opzij opzij opzij we hebben vreselijke haast!’ in: Bouwen en bezinning. Regels van wenselijk en onwenselijk financieel recht (Lustrumbundel 2007 Vereniging voor Effectenrecht), Kluwer, Deventer 2007, blz. 125-136):
Mijn opwinding betreft niet zozeer een specifieke regel, maar de planning, behandeling en nazorg van nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van het effectenrecht / financieel recht. (…) Het Wft-project had kunnen leiden tot effectieve wetgeving van hoge kwaliteit. (…) Van aanvang aan was er ‘vreselijke haast’ en werd aan het belang van een tijdige implementatie van Europese richtlijnen een lage prioriteit toegekend.
Ik schreef zelf in 2006 (‘De zorgplicht raast voort op een doorgaande weg’, in: S.C.J.J. Kortmann e.a. (red.), 10 jaar “JOR”, Alsnog geannoteerd, 2006, blz. 65-66) naar aanleiding van de zoveelste aanscherping van de zorgplicht:
Deze ontwikkeling schrijdt nog steeds voort. Het oerwoud aan regels dat is te vinden in de Wet op het financieel toezicht, waarvan de invoering per 1 januari 2007 is voorzien, is tekenend voor de tijdgeest: deze slingerbeweging heeft zijn hoog(s)te punt nog niet bereikt. De hoeveelheid regels en de mate van gedetailleerdheid daarvan, maar evenzeer de bijna ongebreidelde mogelijkheid om op basis van de wet nadere regels te stellen, heeft negatieve kanten. Zelfs bij een redelijke mate van oplettendheid is de kans op regeloverschrijdend handelen (of nalaten) groot, en je weet niet wanneer je geflitst wordt. Die kans wordt bovendien vergroot door de te verwachten discussie over de interpretatie van allerlei voorschriften, met name ook wanneer het gaat om meer algemene of abstracte normen. Er wordt gesproken over een complexe puzzel waar zelfs experts maar met moeite doorheen komen. De marginale toetsing van besluiten van toezichthouders door de bestuursrechter leidt bepaald niet altijd tot de noodzakelijke correcties. Dat onderwerp behoeft dringend aandacht. De rechtsbescherming is daarom en om andere redenen uitermate gebrekkig. Er is nog veel meer over te zeggen, maar de politiek, gesteund door de toezichthouders, houdt hardnekkig en onverbeten vast aan de gekozen opzet en dwingt ons deze (lijdens)weg te volgen. Het is de weg die wij moeten gaan. Helaas.
We weten dus al 10 jaar dat sprake is van een oerwoud. En het is alleen maar erger geworden. Maar ja, de politiek heeft in dit soort zaken het laatste woord en naar de wetenschappers wordt niet altijd even goed geluisterd….
Karel Frielink
(3 december 2016)
.