EEN KAT IN DE ZAK EN ZIJN VERJARING

Let op de feiten

Je koopt een produkt en het blijkt een kat in de zak te zijn: de televisie, auto of telefoon blijkt niet te doen wat hij zou moeten doen. Normaal gesproken ga je direct terug naar de verkoper en doe je je beklag. Als het meezit wordt het apparaat meteen omgeruild voor een apparaat dat het wel doet. Maar je komt er niet altijd direct achter of een produkt beantwoordt aan de overeenkomst die je hebt gesloten. In artikel 7:23 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van Nederland (dat in de Caribische (ei)landen van het Koninkrijk gelijkluidend is) is bepaald dat als je de verkoper erop wilt aanspreken dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, je dat moet doen binnen twee jaren nadat je de verkoper binnen “bekwame tijd” in kennis hebt gesteld, nadat je hebt ontdekt dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, of je dat redelijkerwijs had kunnen ontdekken. De verjaringstermijn gaat dus pas lopen als je tijdig je beklag hebt gedaan.

De Hoge Raad heeft op 17 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2902) arrest gewezen in een zaak waarbij op 1 februari 2002 tussen een koper en enkele verkopers een koopovereenkomst is gesloten inzake 100% van de aandelen in een Nederlandse BV, met een koopsom van 8.000.000 gulden. Een paar maanden later laat de koper aan de verkopers weten dat er sprake is van bedrog, omdat bepaalde feiten niet door de verkopers waren gemeld, en de aandelen dus eigenlijk veel minder waard zouden zijn. Enkele maanden daarna gingen zowel de koper als de BV failliet.

In maart 2007 heeft de curator van koper de verkopers aansprakelijk gesteld. In 2012 heeft de curator de vordering op de verkopers gecedeerd (verkocht) aan MBS, die in maart 2012 per brief de verjaring heeft gestuit en vervolgens eind 2012 een procedure tegen de verkopers is gestart. Aan haar vordering heeft MBS ten grondslag gelegd dat verkopers zich bij de verkoop van de aandelen in de BV aan koper schuldig hebben gemaakt aan bedrog en andere onrechtmatige handelingen. Dit bedrog dan wel deze onrechtmatige handelingen bestonden volgens MBS eruit dat verkopers de koper opzettelijk onjuiste informatie hebben gegeven, en belangrijke zaken over de onderneming hebben verzwegen, teneinde de koper ertoe te bewegen de koopovereenkomst aan te gaan.

In eerste aanleg heeft de Rechtbank de vordering afgewezen, en dit vonnis werd in hoger beroep door het Hof bekrachtigd. Het Hof heeft overwogen dat tussen partijen vaststaat dat de vordering van MBS is verjaard als wordt aangenomen dat de tweejarige verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW daarop van toepassing is. De vordering van MBS was echter niet gegrond op de stelling dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, maar op de stelling dat zonder het bedrog geen overeenkomst tot stand zou zijn gekomen. Het Hof overwoog verder dat de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW blijkens de parlementaire geschiedenis en de rechtspraak van de Hoge Raad geldt indien, gelet op de feitelijke grondslag van de ingestelde vordering, ook gekozen had kunnen worden voor een vordering op de grondslag dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt (wat doorgaans wordt aangeduid met het begrip non-conformiteit). De feiten die MBS aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, had zij volgens het Hof net zo goed ten grondslag kunnen leggen aan de stelling dat de geleverde aandelen niet aan de overeenkomst beantwoordden. Het Hof concludeert op grond daarvan, dus op het feit dat de feiten de basis kunnen zijn voor twee juridische grondslagen, dat de vordering is verjaard.

De Hoge Raad is het met het Hof eens en overweegt dat de leden 1 tot en met 3 van artikel 7:23 BW voor het begin van de verjaringstermijn uitdrukkelijk rekening houden met het geval dat de verkoper opzettelijk een onjuiste indruk over de eigenschappen van de zaak heeft gewekt. Gelet hierop, en mede in het licht van de parlementaire geschiedenis is de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW volgens de Hoge Raad ook van toepassing op een vordering gebaseerd op bedrog waaraan feiten ten grondslag liggen die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. De verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW is blijkens het arrest van de Hoge Raad alleen dan niet van toepassing op een vordering wegens bedrog voor zover deze is onderbouwd met feiten die zelfstandig, dat wil zeggen los van de feiten die de toewijzing van een non-conformiteitsvordering kunnen dragen, bedrog opleveren. Het is dus zaak tijdig na te gaan of de feiten van een zaak kunnen dienen voor meerdere juridische grondslagen, en bij twijfel natuurlijk rekening te houden met de kortste verjaringstermijn.

Karel Frielink
(Advocaat, Partner)

(8 januari 2018)

.

 

Comments are closed.