DE FILOSOFIE ACHTER CORPORATE GOVERNANCE

Het gaat om veel meer dan regels

Het antwoord op de vraag naar de filosofie achter corporate governance is afhankelijk van het perspectief van degene aan wie de vraag wordt gesteld. Wordt de vraag gesteld aan een grootaandeelhouder die de vennootschap als zijn ‘koninkrijk’ ziet, dan luidt het antwoord wellicht dat het gaat om het realiseren van maximale aandeelhouderswaarde. Met een beetje geluk houdt het antwoord ook in dat dit doel op een juridisch en ethisch juiste manier moet worden bereikt, en wellicht zelfs duurzaam.

Anderen betrekken in hun antwoord wellicht wettelijke regelingen, richtlijnen of corporate governance codes, en geven aan wat de aanleiding voor het ontstaan daarvan is. In dat verband kunnen tal van onderwerpen de revue passeren. Denk aan betere controle op het management om misbruik en fraude te voorkomen, of aan het voorkomen van faillissementen doordat met een systeem van checks & balances tot een gezondere bedrijfsvoering wordt gekomen, het verbeteren van de leef- en werksituatie van mensen (tegengaan kinderarbeid en andere schendingen van mensenrechten) en het behartigen van het belang van de aarde en alles wat daarop leeft (denk aan het tegengaan van de uitstoot van schadelijke gassen e.d.). De lijst kan nog veel verder worden aangevuld.

Er zijn mensen die in het leven houvast zoeken bij concrete regels, zodat ze precies weten wat wel en niet is toegestaan of gewenst is, hoe ze in bepaalde situaties moeten reageren of welke maatregelen ze moeten nemen. Bij good corporate governance gaat het maar voor een beperkt deel om duidelijke regels (in de vorm van soft law of hard law). Afhankelijk van het land waar je gaat zoeken, zijn die regels doorgaans te vinden in wetten en daarop gebaseerde regelingen, richtlijnen, corporate governance codes, enzovoort.

Het voordeel van regels waarop een sanctie staat als die worden geschonden, is dat ze mensen om die reden kunnen bewegen om die regels na te leven. De keerzijde daarvan is dat mensen al gauw kunnen denken dat als iets niet verplicht is, of niet verboden is, ze dus onbeperkt de vrijheid hebben om iets wel of juist niet te doen. Gedragsregels die gesanctioneerd zijn kunnen gedrag waarschijnlijk beter sturen dan regels zonder sanctie, al zal dit ook afhangen van het soort regel en de sociale context waarin die regel geldt. Denk aan situaties waarin als sociale regel geldt dat iemand zijn hoed afdoet, maar deze regel niet naleeft: waarschijnlijk zullen boze blikken hem alsnog op andere gedachten brengen.

Er wordt al eeuwen nagedacht over ‘good governance’, in welk verband slechts de filosoof Plato hoeft te worden genoemd. Los van wat we vinden van wat hij als oplossing zag, namelijk het decennialang kweken van koning-filosofen om de polis te besturen, is de belangrijkste les die kan worden getrokken, dat het bij ‘goed bestuur’ (in ruime zin) in veel gevallen aankomt op de levenshouding van de betrokken personen. Kort gezegd: gaat iemand voor het publieke belang of voor zijn/haar eigen belang? Voor het welzijn van allen/anderen, of voor eigen gewin en eer?

Met betrekking tot de Code Corporate Governance Curaçao heb ik al eens opgemerkt dat die weliswaar procedures voorschrijft inzake onder andere de benoeming en het ontslag van bestuurders en commissarissen bij overheidsvennootschappen, maar dat die niet in de weg staan aan een benoeming of ontslag op zuiver politieke gronden. In de periode na de invoering van de Code (in 2010) is dat ook meer dan eens gebleken.

Anderzijds zou van de Code een zekere reflexwerking kunnen uitgaan, al is daar in de praktijk niet veel van te merken. In de Code is bepaald dat een commissaris maximaal tweemaal voor een periode van vier jaar zitting mag hebben in de raad van commissarissen van een overheidsvennootschap, ofwel maximaal acht jaar. Ook in de Nederlandse Corporate Governance Code voor beursvennootschappen is het uitgangspunt tweemaal vier jaar. Dat een maximum wordt gesteld aan de termijn waarvoor een commissaris kan worden benoemd, voorkomt dat hij te lang blijft zitten en door intensieve contacten met het bestuur gedurende een langere tijd minder onafhankelijk wordt, en bevordert bovendien dat er periodiek een nieuw ‘fris en onbevangen’ toezicht wordt uitgeoefend. Voor vennootschappen waar geen Code of andere regeling van toepassing is waarin een termijn is bepaald, zou een commissaris die reeds acht jaar in functie is zich serieus moeten afvragen of het niet eens tijd wordt voor benoeming van een ander. Het komt in een dergelijk geval aan op de vraag hoe serieus de betrokken commissaris de filosofie achter corporate governance neemt, ofwel op zijn levenshouding.

Dit laatste geldt ook als het gaat om de beloning van commissarissen. Het kan gaan om een vaste beloning, of een beloning afhankelijk van het aantal gewerkte uren, terwijl ook een (al dan niet ruimhartige) onkostenvergoeding mogelijk is. Er zijn wel grenzen. Absurd hoge beloningen en bonussen kunnen makkelijk de integriteit en onafhankelijkheid van commissarissen in twijfel trekken. Een commissaris dient zich dan ook af te vragen of zijn/haar beloning wel in een redelijke verhouding staat tot de gepleegde inspanningen alsmede de aard en omvang van de betrokken vennootschap. Ook hier gaat het om de levenshouding, en de mate waarin een commissaris kritisch naar zichzelf durft te zijn.

Karel Frielink
(advocaat/rechtswetenschapper)

(19 september 2023)

.

Comments are closed.