OVER HET VOLLEDIG UITLEZEN VAN HERSENEN

Verdwijnt de laatste beschermwal?

Het zal waarschijnlijk niet heel lang duren voordat met behulp van artificiële intelligentie hersenscanners nauwkeurig en gedetailleerd in beeld kunnen brengen welke beelden, gedachten en (herinneringen aan) gevoelens zich in menselijke hersenen bevinden. Dat roept allerlei vragen op.

Om te beginnen zou het prachtig zijn als deze nieuwe technologie een bijdrage zou kunnen leveren aan het opsporen en behandelen van ziektes. Voor individuen kan het handig zijn als zij bijvoorbeeld beelden die zich in de hersenen bevinden op eenvoudige wijze op een vaste computer of smartphone zouden kunnen overbrengen, of op wat voor ‘apparaat’ tegen die tijd dan ook maar beschikbaar zal zijn.

Elke sprong voorwaarts heeft positieve kanten. Daarover hoeven we ons geen zorgen te maken en daar hoeven we niet bang voor te zijn. De vraag is welke bedreigingen kleven aan een dergelijke ontwikkeling.

Het belangrijkste privédomein waarover een individu beschikt zit tussen zijn oren: het gebied van de hersenen. Daarin kan vrij worden gedacht en gefantaseerd. In de hersenen liggen alle herinneringen besloten. In welke mate een individu die ‘data’ (feiten, beelden, fantasieën, ervaringen, religieuze overtuigingen, politieke opvattingen, e.d.) deelt met anderen bepaalt hij normaal gesproken zelf. Bijna niemand zal het prettig vinden als zijn volledige ziel en zaligheid ‘op straat’ komt te liggen. De gevolgen van het (ongewild) openbaar worden van dit soort data zouden wel eens ernstig kunnen zijn. Voor de betrokken persoon zou het op deze wijze ‘kennisnemen’ van zijn eigen ‘data’ overigens ook een (bijzonder) onaangename confrontatie met zichzelf kunnen zijn.

Uitgangspunt dient te zijn dat alles wat zich aan data in de hersenen bevindt behoort tot het domein van de geestelijke integriteit, en dat elk individu aanspraak kan en mag maken op bescherming van zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Aantasting van die integriteit behoort strafbaar te zijn, en inbreuken mogen alleen plaatsvinden als aan strikte wettelijke criteria is voldaan.

Een ethisch-juridische vraag is bijvoorbeeld of de overheid, denk aan de opsporing en vervolging van misdrijven, over de mogelijkheid zou moeten kunnen beschikken om in aanvulling op afgedwongen bloedprikken, het verkrijgen van DNA en het afnemen van vingerafdrukken, ook een al dan niet integrale scan (kopie) zou mogen maken van alle ‘data’ die in iemands hersenen zijn opgeslagen. Even daargelaten hoe een schifting moet plaatsvinden omdat het om een astronomische hoeveelheid data gaat en discussies over de interpretatie van data (hoe interpreteer je mijn gevoel van de kleur rood?), het risico wordt gelopen dat door personen (opsporingsambtenaren) kennis wordt genomen van bijvoorbeeld politieke of religieuze opvattingen die als onwelgevallig worden aangemerkt en die tot repercussies kunnen leiden.

Eenzelfde soort vraag doet zich voor als het gaat om onderzoek door artsen bij patiënten: hoever mag dergelijk onderzoek gaan en hoe wordt misbruik van verkregen data voorkomen?

Het voorgaande is natuurlijk niet uitputtend, maar het is evident dat tijdig een serieuze discussie moet worden gevoerd omdat naast privacy, diverse andere (grond)rechten waarop (groepen van) individuen aanspraak kunnen maken in het geding zijn. Het is daarom goed dat een organisatie als UNESCO nu reeds een initiatief heeft ontplooid om te komen tot aanbevelingen voor Staten met betrekking tot de ethische kant van neurotechnologie.

Karel Frielink
(advocaat / rechtswetenschapper)

(26 augustus 2024)

.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.