WIE ZIT DAAR OP MIJN STOEL?
Blijf binnen je orgaan!
Bij rechtspersonen dienen organen goed van elkaar te worden onderscheiden. Een orgaan is een kring van personen aan wie op grond van (primair) de wet en de statuten bepaalde rechten, bevoegdheden en verplichtingen zijn verbonden. Denk aan de algemene vergadering (bij verenigingen en vennootschappen), het bestuur (bij alle rechtspersonen) en een raad van commissarissen, ook wel raad van toezicht geheten (niet bij elke rechtspersoon verplicht). De organen zijn, zoals dat heet, autonoom. Bij het orgaan bestuur wordt dan over bestuursautonomie gesproken, wat inhoudt dat andere organen daarop geen inbreuk mogen maken. De grenzen dienen goed te worden bewaakt.
Er zijn twee organen waarvan niemand tegelijkertijd lid mag zijn: het bestuur en de raad van commissarissen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het geven van leiding aan de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming of organisatie. De raad van commissarissen is (in de kern) belast met het toetsen van het beleid, het uitoefenen van toezicht op het (functioneren van het) bestuur en het geven van advies, en vervult ook veelal de ‘werkgeversfunctie’ wat betreft de (statutaire) bestuurders. Veelal is ook bepaald dat de raad van commissarissen een bestuurder mag schorsen en dat voor bepaalde rechtshandelingen door het bestuur eerst toestemming moet worden gevraagd.
Het uitoefenen van toezicht op jezelf is evident ongerijmd, net zoals het jezelf als bestuurder schorsen dat zou zijn. Daaruit volgt dat een commissaris niet tegelijkertijd bestuurder kan zijn. De wet laat dat ook niet toe. Ook ongerijmd is wanneer werknemers van een rechtspersoon tevens lid van de raad van commissarissen zouden zijn. Als werknemer staan zij immers in een ondergeschikte gezagsrelatie tot het bestuur van de rechtspersoon, en daarmee verdraagt zich niet dat zij tegelijkertijd toezicht houden op dat bestuur en vanuit die rol het bestuur ter verantwoording kunnen roepen.
Het bewaken van de grenzen van het orgaan waarvan iemand deel uitmaakt is in de praktijk niet altijd even makkelijk. Het komt soms voor dat de raad van commissarissen vergaande grenzen stelt aan de bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur. Denk in dat verband aan een besluit op grond waarvan het bestuur verplicht is voor elk besluit of elke rechtshandeling met een geldelijk belang van zeg USD 50 eerst toestemming aan de raad van commissarissen te vragen. Een dergelijk besluit levert een ernstige inbreuk op wat betreft de bestuursautonomie, omdat de raad van commissarissen daarmee feitelijk het bestuur overneemt. Een dergelijk besluit is dan ook nietig.
Het komt ook voor dat commissarissen of aandeelhouders dwingende instructies geven aan het bestuur. Denk bijvoorbeeld aan instructies die zien op het aannemen of ontslaan van personen, het aan- of verkopen van bepaalde activa, of het aangaan of beëindigen van een samenwerking met andere rechtspersonen.
Het kan zijn dat in de statuten een bevoegdheid is opgenomen om instructies te geven, in die zin, dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan. Het bestuur is dan in beginsel verplicht die instructies uit te voeren, maar moet uiteraard wel eerst de vraag beantwoorden of dat in het belang is van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie. De instructies mogen niet zover gaan dat de bestuurstaak in feite wordt uitgehold, en er van de bestuursautonomie maar weinig overblijft. In dat geval gaan de leden van dat andere orgaan als het ware op de stoel van de bestuurder zitten, en dat mogen zij niet. Een instructie die inhoudt dat het bestuur enkel tezamen met de instructiegever bestuursbesluiten mag nemen is in strijd met de wet en nietig.
Met name (leden van) raden van commissarissen doen er verstandig aan af te zien van het geven van specifieke instructies wat betreft onderwerpen die vallen binnen de bevoegdheden van het (orgaan) bestuur. De kans dat zij daarmee op de stoel van de bestuurder gaan zitten is namelijk groot, en dat levert niet alleen een aantasting van de bestuursautonomie op, maar betekent ook dat het risico bestaat dat de commissarissen zich zodanig met beleidsbepaling bezighouden, dat van onafhankelijk toezicht niet langer sprake is.
Uitholling van de bestuurstaak spreekt nog meer als er geen instructiebevoegdheid is, maar er wel instructiemacht wordt uitgeoefend. Een commissaris of grootaandeelhouder zou een instructie bijvoorbeeld kunnen afdwingen door te dreigen met schorsing of ontslag als de instructie niet wordt opgevolgd. In dit soort gevallen wordt de bestuursautonomie evident niet gerespecteerd, en gaat de genoemde commissaris (of de hele raad van commissarissen) of grootaandeelhouder op de stoel van de bestuurder zitten. Daarmee wordt hij dan quasi-bestuurder.
Over quasi-bestuurders heb ik een proefschrift geschreven dat geheel gratis is te raadplegen (klik hier). Wie als lid van de algemene vergadering of raad van commissarissen op de stoel van de bestuurder gaat zitten kan daarmee makkelijk in de problemen komen. Ook degenen die niet formeel tot bestuurder zijn benoemd kunnen namelijk in het kader van het leerstuk bestuurdersaansprakelijkheid voor de spuit worden gehouden. Blijf dus binnen je orgaan, tenzij je bijvoorbeeld in het kader van belet, ontstentenis of zaakwaarneming een keertje de grens over moet. Als je echter illegaal de grens oversteekt kan dat je extra duur komen te staan!
Karel Frielink
(advocaat / rechtswetenschapper)
(30 januari 2025)
.
.